Kaper/Koopvaarder

Kaper/Koopvaarder

In 1637 diende hij tijdelijk als kaperkapitein in een klein smaldeel van twee schepen dat door zijn reder Lampsins was ingericht om de Duinkerker kapers aan te vatten. E.e.a. had weinig succes en de Ruyter kreeg zelfs voor de eerste en enige keer last met 'morrend' zeevolk.

In 1640 deed hij met het schip "De Vlissingen", waar hij als schipper op voer, een reis naar Brazilië en sloot te Lissabon met een collega een overeenkomst voor samenwerking en gedeelde winsten. Dat lukte niet. Hij voer alleen door naar Pernambuco, de residentie van Graaf Johan Maurits van Nassau, de landvoogd van de Westindische Cie. Hij bracht hout en suiker uit Brazilië, tabak uit de Antillen en brandewijn uit La Rochelle mee naar huis.

Michiel was inmiddels een gezeten burger en poorter van Vlissingen geworden, een man van wie men lovend sprak. In die tijd deed zich een gebeurtenis voor, die als voorloper van zijn latere loopbaan als vlootvoogd kan worden gezien. In 1640 was Portugal tegen de Spaanse overheersing in opstand gekomen en de Staten-Generaal besloten de Portugese koning met een vloot van 20 schepen te helpen. Zeeland zou 4 schepen leveren. De rederij Lampsins liet een schip, "de Haze", 360 ton, als oorlogsschip inrichten met 26 kanons en 90 man bemanning. Frederik Hendrik benoemde Michiel als kapitein.

Toelichting: Een koopvaarder is een pure handelsman niet belust op militaire acties, waar een piraat een vrijbuiter is die andere schepen buitmaakt zonder daar toestemming (zogenaamde kapersbrief) voor te hebben.  De kaper (met kapersbrief dus) heeft die toestemming om schepen buit te maken wél, voor zover zijn kapersbrief hem daartoe machtigt. De marine is een puur militaire organisatie ingericht met het doel zeeslagen uit te voeren en handelsbelangen te waarborgen.  Met deze benoeming had Michiel de laatste stap, tijdelijk, gemaakt. Piraat is hij overigens nooit geweest.

Hij werd voor de tocht ook aangewezen als Schout-bij-Nacht. Die functie werd oorspronkelijk aan een zeer betrouwbare kapitein gegeven want de Schout-bij-Nacht (Schout = politiecommissaris) moest voorkomen dat lafhartige kapiteins zich aan de strijd onttrokken of "bij nacht" er zelfs vandoor gingen. Vandaar dat deze 'onder'-admiraal altijd de achterhoede afsloot. In Engeland heet zo'n officier een rear-admiral en in Frankrijk contre-amiral. In Michiel's tijd was het een algemene rang onder luitenant- en vice-admiraal.

Michiel was de derde man in de vloot, na Admiraal Arnout Gijsels en Vice-Admiraal Tolck. Het bewijst dat hij als 37-jarige al als een zeer ervaren, bekwaam maar vooral betrouwbaar zeeman werd beschouwd. Toen na allerlei oponthoud en oefeningsmanoeuvres de vloot koers zette naar Portugal schreef de nieuwbakken Schout-bij-Nacht een brief aan de Staten van Zeeland: "Ick sal my als een heerlyck capeteyn in myn harte gedraghen, in de hoope, dat Godt het werck, daer wy om uyt syn gesonden, sal segenen, tot here van ons lieve Vaderlandt." Deze zin kan worden beschouwd als het richtsnoer voor zijn gehele latere roemruchte carrière bij 's Lands vloot.

Na deze teleurstelling ging De Ruyter weer bij de koopvaardij varen. Aanvankelijk bij de Heren Lampsins, maar in 1644 als schipper/eigenaar. Hij had zijn eigen schip, De Salamander, 400 ton en een bemanning van 40 tot 50 eters, gekocht en voer en gedurende 8 jaar mee op West-Indië en Barbarije.

Op 15 september 1650 treft hem een zware persoonlijke slag. Neeltje Engels, moeder van zijn 4 jonge kinderen, overlijdt. Hij wil de zee vaarwel zeggen. Zo denkt Annetje van Gelder, een kapiteins-weduwe, er ook over en op 8 januari 1652 trouwt Michiel voor de derde maal. Anna zal hem nog twee kinderen, Anna en Margaretha, schenken.

Lang mocht die rust echter niet duren.

Opmars naar Eerste Engelse Oorlog

Inmiddels groeide in Engeland de naijver op de grote bloei die de Zeven Provinciën doormaakte. Dit kon niet anders dan tot moeilijkheden leiden. Al sedert de dagen van de Virgin Queen (Elisabeth I.) waren Engelsen en Nederlanders op allerlei gebied elkaars concurrenten. Oliver Cromwell was Protector van de Engelse staat geworden en streefde een nauwe binding tussen de beide protestantse staten na. De Nederlanders, die goed aanvoelden waar dat op zou neerkomen, wensten op die suggesties niet in te gaan. Een tweede mogelijkheid voor de Engelsen was natuurlijk om de concurrent op directe wijze uit te schakelen, dan hoefde er niet te worden gedeeld.

De Acte van Navigatie ("The Act for Increase of Shipping and Encouragement of the Navigation of this Nation") van 1651 beoogde de macht van de Hollandse koopvaart te breken, o.a. door haar niet onaanzienlijke handel met Engeland praktisch uit te sluiten. Dit verscherpte de tegenstellingen.

Na het bekende vlaggenincident tussen de admiraals Maerten Harpertszoon Tromp en Blake brak in 1652 de Eerste Engelse Oorlog uit. 's Lands vloot werd in allerijl versterkt. Om meer evenwicht te brengen in de verdeling van de vlagofficierfuncties over de vijf admiraliteiten werd het noodzakelijk geacht een extra Zeeuw en een Fries aan te wijzen. Voor de Zeeuw lieten de Staten van Zeeland het oog aanvankelijk op de bekende en kundige admiraal Witte de With vallen, Maar deze man was zo weinig populair bij de andere officieren en manschappen, dat men de keus liet vallen op de schipper in ruste Michiel de Ruyter. Hem was trouwens al gevraagd naar Calais te gaan om daar matrozen voor de admiraliteit te werven. "Zoo hy den dienst mocht excuseeren"  (voor het geval Michiel toch zou weigeren), dacht men aan Cornelis Evertsen, de broer van de Zeeuwse vice-admiraal Johan Evertsen.

En inderdaad, de Ruyter toonde zich "gantsch ongeneegen" De heren hielden echter aan en beweerden, dat hij, "die so groote bequaamheit hadt om 't Land dienst te doen, sich als een goedt burger en liefhebber des vaderlandts, nu hy daartoe werd aangezocht, niet behoorde 't zoek te maaken: ook gaf men voor dat het maar om één "toght" zou te doen zyn. Het is bekend dat het niet bij deze ene "toght" bleef.

Eindelijk liet hij zich "door het hardt aanstaan der Heeren beweegen."

Hiermee zette Michiel Adriaenszoon De Ruyter, een bierdragerszoon uit Vlissingen, die als zeeman, koopvaarder en "Schipper naast God" een succesvolle carrière achter zich had maar die buiten de kring van zijn dierbaren geen grote bekendheid genoot, zijn eerste stap op de weg naar een nieuwe loopbaan, die hem tot de grootste militair ter zee zou maken die de wereld ooit kende.

Zie voor het vervolg bij “als marineman”.